Dit keer drie verhaaltjes over wat lokale flora en fauna: eerst een bezoek aan een kolonie Jan-van-Genten, dan stukje over een hele mooie lokale boom, de pohutekawa, en tot slot een verhaaltje over het achtervolgen van een paar pukeko's.
We zijn gaan kijken bij een kolonie "gannets" zoals ze in het Nieuw-Zeelands heten; in Nederland zouden we zeggen Jan-van-Genten.
Heel leuk om eens te zien, want er waren er echt superveel, en in allerlei leeftijdscategorieën. De jonkies zijn grijs-bruin, de volwassenen zijn wit.
Verbijsterend om te weten is dat de jongen van deze vogels als ze krap 15 weken oud zijn allemaal naar Australië vliegen (en dat is dus een kilometertje of tweeduizend), zonder begeleiding van de volwassenen. Die blijven lekker achter. Als die jonge vogels dan een paar jaar in Australië hebben rondgehangen, gaan ze weer terug naar de plek waar ze geboren zijn, en dan gaan ze voortplanten en gaan ze verder niet meer weg. Dus als ze eenmaal weer terug zijn, blijven ze ook hier.
Maar waarom ze nou precies naar Australië gaan (oftewel: wat zoeken ze daar wat ze in NZ niet kunnen vinden?) weet geloof ik niemand.
De kolonie die we gezien hebben ligt vlak bij een plaatsje dat Muriwai heet, en waar naast een mooi strand verder bijzonder weinig te beleven is, behalve deze kolonie dus. Daar hebben ze speciaal een reservaat voor gemaakt. Er hangt bij die kolonie overigens een zeer doordringende vogeluitwerpselenlucht (vergelijk: pinguinrots in Artis, of zo), maar goed, dat hoort erbij.
De lokale natuurbeheerders hebben ook keurige borden neergezet met informatie over de vogels en hun levenscyclus en noem maar op. En uiteraard mooie looppaden aangelegd naar goede observatiepunten. Alles zoals we inmiddels van de NZ-ers gewend zijn, keurig verzorgd, prima onderhouden.
Kortom: het is erg aan te raden om de kolonie te gaan bekijken als je in de buurt bent. Vooral in december, januari, eerste helft februari, want dan zijn er ouderen en jonkies. Na half februari zijn de jonkies vertrokken naar Australië, en kun je dus alleen nog maar volwassen vogels zien. Misschien ook wel aardig, maar een stuk minder interessant dan als er ook jonkies zijn!
De pohutekawa-boom is bekend om zijn bloemen (of heet dat bij een boom altijd bloesem? Geen idee eigenlijk). De pohutekawa wordt ook wel Christmas-tree genoemd, omdat 'ie altijd rond de Kerst bloeit.
De naaldvormige rode "bloemblaadjes" (bij gebrek aan een beter woord) vallen na de bloei, ergens begin januari meestal, massaal uit. Dit leidt er toe dat de grond en straten onder deze bomen dan letterlijk bezaaid zijn met rood spul. Van een afstandje lijkt het dan net alsof er allerlei vuurwerk is afgestoken, want wat je in Nederland op 1 januari altijd aan vuurwerkrestanten op straat ziet, heeft vrijwel dezelfde kleur. Maar hier zijn het dus de restanten van de bloemen van de Pohutekawa's.
Het is een heel mooi gezicht om een rij van die bomen te zien als ze in volle bloei staan. Ze zijn dan namelijk echt compleet vuurrood, want ze zitten volledig vol met deze bloemen, dus je ziet nauwelijks meer het groen van de bladeren - zeker van een afstandje. En de bomen worden flink groot, dus het is best een indrukwekkend gezicht. En een week of wat later zijn ze weer gewoon groen... Verbazingwekkend toch, die natuur.
Tenslotte nog de pukeko. Dat is een lokale vogel, die vooral in moerassige gebieden woont. Nadeel daarvan blijkt al snel als je probeert een foto van het beestje te maken: je mag lekker gaan baggeren.
We waren bij een strand, en daar was een klein stukje drassig gebied. En ineens zag ik daar een tweetal pukeko’s rondscharrelen. In eerste instantie zag ik ze lopen toen we aan kwamen rijden in de auto, sterker nog, die suffe beesten wilden niet eens aan de kant. Ze liepen toen dus op de weg en op het parkeerterrein. Dus ik (terwijl de rest van het gezelschap het strand op slenterde) in tijgersluipgang achter die vogels aan. Maar verdraaid als het niet waar is, zodra ze een lopend mens aan zien komen, zelfs al doet deze nog zo voorzichtig, nemen de beesten de poten, zó het moerassige deel in. Maar ja, ik laat me niet zo snel kennen, dus ik op mijn sandalen het slootje over. Tot groot vermaak van de lokale reigers trouwens, die het van een veilig afstandje allemaal stonden aan te kijken.
Maar die pukeko’s blijken dus echt een soort zesde zintuig voor mensen te hebben. Ze bleven gewoon wegrennen! Ik heb achter rietpluimen en struiken gestaan, achter heuveltjes gelegen, maar ze hadden het iedere keer door. En ik was nog redelijk neutraal gekleed ook, dus niet in felle opvallende kleuren of zo. Uiteindelijk was ik het, na zo ongeveer tot mijn enkels in de drab te hebben gestaan, toch een beetje zat, en heb ik maar met maximale zoom van een behoorlijke afstand een aantal foto’s gemaakt. En dan ben je dus een half uur bezig geweest, voor een paar foto’s waar je zelfs met maximale zoom nauwelijks ziet wat er op staat. Zo van “Dat donkere vlekje daar, da’s dus een pukeko”. Maar goed, ik had ze in ieder geval op de foto.
Na vervolgens nog een kort kijkje richting het strand te hebben genomen (wat de anderen ondertussen al uitgebreid hadden gedaan, maar ja, ik was dus vogels aan het achtervolgen), reden we vervolgens weer weg.
Drie keer raden wat er toen op een meter van onze auto vandaan lekker in de berm zat… Juistem, de pukeko’s. En zolang je dus maar in de auto blijft zitten, vinden ze het helemaal niet erg om op de foto te gaan… Dus uiteindelijk had ik toch nog een geslaagde foto!